Soms ben ik gewoon niet zo slim. Ik werd ingeschakeld bij een dienstverleningsproject dat (onder andere) over telefonie gaat. En dat was tot nu toe nogal technisch opgezet. En ik kon daar technisch ook nog wel een plasje overheen doen, maar ik bedacht dat het minstens zo interessant was om te weten hoe de andere kant van de lijn het telefonisch contact beleefde. Ik bedacht een vernuftige manier om dat te doen. Dat lijkt heel slim, maar nu moet ik het uitvoeren en ik heb dus gewoon een bloedhekel aan telefoneren.

Als totale telefoneerontwijkingsactie ben ik het bureau waaraan ik flexwerk gaan opruimen (de persoon die daar zat is al anderhalf jaar elders aan het werk). Het schema met de raadsvergaderingen van 2012, dat nog steeds op het bureau slingerde, is eindelijk in de prullenbak beland. In één van de lades vond ik een sleutel van een kastje in de raadszaal. Omdat geen van de collega’s op de kamer geïnteresseerd was in het sleuteltje, besloot ik het naar de bodes te brengen. Daar bleek dat zij zich al meer dan een jaar afvroegen waar dat sleuteltje was. Lang leve werkontwijkend gedrag!

Mijn bezoekje aan de bodekamer had nog een neveneffectje: ik zag dat daar mijn afscheids- en kerstkaart van 2017 nog prominent op het prikbord hing. Voor mij was het weer gaan werken een mijlpaal na een langdurige depressie. Het voelde echt als een nieuwe lente, een nieuw geluid. Op de fiets over de dijk zag Wijk bij Duurstede altijd zo mooi liggen. Ik heb toen dus voor de collega’s dat zicht op Wijk geschilderd en het Wijkse Lente I genoemd. Of de achtergrond bij iedereen bekend was, dat deed er niet toe. Het was voor mij een mooie afronding en ik vond het heerlijk om Wijk bij Duurstede zo te schilderen. Eigenlijk wilde ik ook nog een hele grote versie maken (daarom Wijkse Lente I) en toevallig zag ik vandaag bij de schilderwinkel een doek dat een heel fijn formaat had (120*60). Het lijkt me op zich nog steeds heerlijk om te doen. Maar wat moet ik met een gigantisch doek met Wijk bij Duurstede erop?