Ik ben soms best een muts. Ik heb vandaag een kasteel werkdag, dus ik pakte mijn spullen voor de lunch (restjes container met melk, een half brood) in een tas en spoedde mij van het tuinhuisje naar het kasteel. Het was er al een drukte van belang, dus ik raakte met deze en gene aan de praat. Omdat ik nog half aan het verhuizen ben, heb ik een deel van de kasteelinventaris mee naar het huisje genomen. Ik had geen wissertje bij me om de ramen te lappen en ik had de verkeerde maat inbussleutel bij me. Die had ik dus even geleend. Toen ik de inbussleutels terug wilde gaan hangen, greep ik nat in mijn tas: de container melk was open gegaan.

Dus ik viste met gezwinde spoed alle zooi uit mijn poezentas: mijn map, de voor de rondleiders uitgeprinte telefoonlijsten, een paar sokken (de poezentas is eigenlijk mijn kledingtas als ik fiets) en ik begon bijna te janken toen ik zag dat het door mijn tante geborduurde notitieboekje helemaal onder de melk zat. Mijn tante was een beetje mijn oma. Ik ging daar graag en veel logeren en het is één van de mensen in mijn “extended family” die me heel nabij stond. Het huilen stond me even nader dan het lachen, maar ik begon toch voorzichtig het volledig verzopen notitieboekje uit het hoesje te halen. Toen ik de achterkant eruit haalde, viel er een kaartje op de grond. Een afspraken kaartje van de tandartspraktijk in van mijn oom. Op de achterkant een lijstje. Ik vermoed een verlanglijstje, want zeepjes en bloemen horen natuurlijk op een verlanglijstje. En nu zit ik te werken en ligt het lijstje naast mijn laptop. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het weg te doen. Ik denk dat ik het zometeen, als het hoesje droog is en ik een nieuw notitieboekje heb gekocht, het gewoon weer in het hoesje verstop. In de hoop dat ik de volgende keer dat er een nieuw notitieboekje in moet, weer verrast ben.