Blij bloggend bezig

Vleermuizen

Door het vertrek van de huidige beheerders van het kasteel, neem ik de weekenden weer over. Ik had het een eerdere periode al gedaan en aangezien structureel werk vinden niet echt soepel gaat, gaat een leuke basis voor.

Gisteren was weer mijn eerste weekenddag. Ik kreeg afgelopen week een appje van de conservator: de vleermuistellers zouden komen, of ik ze de sleutel wilde geven. De sleutel geven? Ik wil mee!

Ik was dus extra vroeg in het kasteel. De belangrijkste taak is dat ik de dagmanagers, die alles op zo’n dag in huis organiseren, binnen laat. Ik appte ze even dat ik waarschijnlijk buiten in de kelder zat en dat ze me dus even moesten bellen.

De vleermuizelaars kwamen, ik trok mijn Zweeds buitenlaarzen aan en we togen naar de kelder. Toen we allemaal binnen stonden zij één van de mannen “een vorige keer is het gebeurd dat de deur dichtviel en toen konden we er niet meer uit”. Op dat moment kwam er een windvlaag en viel de kelderdeur dicht. De mannen keken me vragend aan en ik zei heel luchtig “over een uurtje komt de dagmanager, die laat ons er wel uit”. En eigenlijk was dat ook precies hoe ik me voelde. Tuurlijk gaan er wel een paar doemscenario’s door je hoofd, maar ik vond het vooral HEEL ERG LEUK.

De kelder was echt het prototype enge filmkelder. Het water drupte heel nadrukkelijk van het plafond, waar op veel plekken ook het stucwerk vanaf gekomen was. Op de grond lagen plassen en een dikke laag modder. Op de grond lag een half vermolmde deur voor één van de vertrekken. “Niet op gaan staan”, zei één van de vleermuizelaars, “want daar kunnen salamandertjes onder zitten”. Dus iedereen slangenmenste zich langs de deur naar het volgende vertrek.

Het zoeken naar vleermuizen gebeurt heel erg systematisch. Gewapend met zaklampen en spiegeltjes werden in alle vertrekken alle gaten en spleten bestudeerd. De hoofdteller riep zo nu en dan wat “Franjestaart” en “Baardvleermuis”. Ik zag natuurlijk helemaal niks. Niet alleen omdat ik geen zaklamp bij me had, maar ook omdat je niet weet waar je op moet letten. De eerste vleermuis die ik zag was een baardvleermuis die gewoon aan de muur hing. Mijn eifoon is natuurlijk de meest ideale camera om vleermuizen mee te fotograferen, maar hij staat er wel op (dat zwarte hoopje)! Later zag ik ook een franjestaart tussen de spleten zitten en hoorden we een burenruzie tussen een baardvleermuis en een franjestaart.

De vleermuizelaars waren sowieso natuurlijk natuurliefhebbers, dus er werd ook gekeken naar schimmels, motjes en spinnetjes. De fluorescerende stukken op de foto zijn zijn schimmels. “Dat fluorescerende krijg je niet op de foto”, zei één van de natuurvorser nog. Hij kende het fenomeen beginnersgeluk kennelijk niet.
Naast een aantal vleermuisnamen weet ik nu ook dat er verdermotten bestaan en iets als een grotspin.

Na een uur waren alle kelderruimtes zorgvuldig geïnspecteerd. Ik was me stiekem natuurlijk toch een beetje zorgen gaan maken en had de deur van binnenuit alvast geprobeerd. Die deed het inderdaad niet. Toen de tellers begonnen in te pakken werd ik gebeld door de dagmanager: “Waar zit jij?”. “Opgesloten in de kelder”. Aan de telefoon praatte ik haar door de tuin naar de kelder toe en al snel zag ik de verlossende schaduw van voeten onder de spleet van de kelderdeur.

Wat een heerlijke eerste weekendwerkdag was dit!

« »