Ik houd van Spaanse films, want, eh, nou ja, Spaans, Spanje, Spanjaarden zeg maar. Dus ging ik naar Competencia oficial met Penelope Crus, Antonio Banderas en Oscar Martínes. Het was een Argentijns-Spaanse co-productie, maar Spaans, Spanje en Spanjaarden, dus mij hoor je niet klagen. Fransisco van Jole had me aangeraden om eerst andere films van deze regisseur te kijken, maar drukdrukdruk, dus niet aan toe gekomen. Ik heb vast allerlei verwijzingen gemist, maar ik had een prima middag.
In het begin voelde ik me een beetje ongemakkelijk. Niet in de laatste plaats omdat ik dacht dat Pringles niet kraakten, maar ik kraakte mezelf bijna doof. Ook het thema van de film is niet iets waar ik normaal heel erg warm voor loop. Het is een persiflage op acteren en film maken. Ik moet sowieso zelden lachen om grappige films of series, ook niet als ik ze wel grappig vind. Het voelt ook een beetje als een uitgemolken thema, dus zou het me wel boeien? De persiflages waren niet geheel onverwacht, toch zaten er genoeg momenten in de film die echt grappig en onverwacht waren en ja, ik heb zelfs hardop gelachen.
Een 80-jarige zakenman wil iets doen waarmee de wereld hem zal herinneren. Zijn assistent mompelt nog iets over stichtingen die hij opgericht heeft. Maar dat wordt weg gewuifd. Iedereen weet waarvoor stichtingen dienen. Iets beters, een brug met zijn naam? Nee! Een film! De beste film van de wereld! Uiteraard mag zijn loopjongen het voor hem regelen. Dus die regelt de rechten voor het beste boek , de beste regisseur (Penelope Cruz) en de beste acteurs. En daar begint het te wringen: de beste acteur van Hollywood (Antonio Banderas) en de beste acteur van het grote toneel (Oscar Marínez).
De film gaat over de repetities voor de film. Die repetities worden gehouden in “het clubhuis” van de stichting die een lege huls is. Het grappige is dat er inderdaad allerlei van dit soort “Fundaciones” zijn in Spanje (meestal van een financiële instelling of verzekering) met gebouwen met een onduidelijke functie. Er zijn dan wel exposities, maar hoe je binnen moet komen of wanneer het open is, is dan een groot mysterie.
Dit gebouw was waanzinnig, alleen om de architectuur en hoe het gebouw in het landschap ligt maakt de film al de moeite waard. Ik noem het maar Spaans brutalisme: beton met marmer. Een compleet scheve verhouding van modernisme, patjepeeërige rijkdom en misplaatste luxe met een wazige functionaliteit.
Penelope Cruz is de heerlijke wannabe artistieke regisseur die onbegrijpelijke statements wil maken, Antonio Banderas is platter dan plat (hoezo repteren, ik moet toch gewoon mijn tekst kennen?) en Oscar Martínez benadert het cerebraal en intellectueel en wil maar wat graag vertellen wat hij zijn studenten onderwijst.
Het geheel werkt. Soms is het een beetje te voor de hand liggend, maar dan zit je daarna toch weer te lachen, of je lacht soms net iets te vroeg, omdat je weet wat er gaat gebeuren. En dat maakt deze film toch een heerlijke belevenis. De grote vraag is hoe het af loopt en wat nou eigenlijk het einde is van de film. Ik zal Stravinsky er maar weer eens bij halen: “Too many pieces of music, finish too long after the end”. En dat is bij deze film een compliment.